Wat is tussentaal?

Weinig taalgebruikers hebben de laatste jaren zoveel kritiek over zich heen gekregen als de tussentaal sprekende Vlaming. Tussentaal zou tekenend zijn voor ‘gemakzuchtige provincialen!’ die ‘zelfgenoegzaam een gezellig debielentaaltje spreken!’. Dergelijke uitlatingen lijken de populariteit van tussentaal weinig of niet te deren. Maar wat is die tussentaal eigenlijk? Waarom wordt ze zo verguisd?

Lees erover op Taalcanon.nl

Het verdriet van de puristen

Nieuw in de rubriek ‘Alle gekheid op twee stokjes’: ’t Gaat hier, lijk in alles, om een taalkwestie. Hugo Claus en het verdriet van de puristen, uit De plicht van de dichter. Hugo Claus en de politiek (De Bezige Bij-Antwerpen, 2013). Een fragment:

Kortrijk, 26 maart 1944, even voor 21 uur. Ruim honderd Britse vliegtuigen scheren over de West-Vlaamse provinciestad en werpen meer dan tweeduizend bommen af op het treinstation en enkele andere doelwitten. Na amper twintig minuten is de actie van de Royal Air Force voorbij, maar de schade liegt er niet om. De omgeving van de spoorwegen ligt in puin en ook de historische binnenstad is zwaar getroffen. De menselijke tol is zwaar: meer dan tweehonderdvijftig doden en vele gewonden.[i]

Meteen na het bombardement snellen geüniformeerde jongens toe om puin te ruimen, gewonden weg te dragen, kleine herstellingen uit te voeren en de orde te bewaken. Ze zijn aangesloten bij de Kortrijkse afdeling van de Dietsche Blauwvoetvendels (DBV), een jeugdbeweging die officieel onder het gezag valt van het met de Duitsers collaborerende Vlaams Nationaal Verbond (VNV).[ii] De nationale leiding van de jeugdbeweging, die ‘de terreuraanvallen der Anglo-Amerikanen’ natuurlijk scherp veroordeelt, pakt in het strijdblad De Blauwvoet breed uit met het ‘voorbeeldige’ gedrag en het ‘uithoudingsvermogen’ dat haar jongens in Kortrijk etaleerden.[iii]

Wij helpen te Kortrijk

foto hugo claus

Ook het Halfmaandelijksch Order, een nieuwsbulletinvoor het kader van de Dietsche Blauwvoetvendels en de Dietsche Meisjesscharen, brengt hulde aan zoveel moed en verantwoordelijkheidsgevoel. Onder de zeven ‘kameraden’ die met naam en toenaam worden bedankt, bevindt zich ook ene H. Claus.[iv] Vijftig jaar later zal deze kameraad, die voluit Hugo Claus heet, de horreur, de wanhoop en de stank van die ‘monsterlijk vaneengereten nacht’ in 1944 literair verwerken in Het verdriet van België (567).[v] De auteur van deze roman is ten tijde van het bombardement net geen vijftien jaar. Zijn vader, Jozef Claus, heeft een drukkerij en staat als blokleider van het VNV in voor de controle van een wijk van meer dan zevenduizend inwoners.[vi] Zijn moeder, Germaine Vanderlinden, werkt als secretaresse en verpleegster op de plaatselijke afdeling van de Duitse vliegtuigenfabrikant ERLA. Thuis aan de Oudenaardse Steenweg slingert nazigezind drukwerk rond als Balming, Volk en Staat en Signaal. Vol overgave promoot het Hitlers Nieuwe Orde als het enige gezonde alternatief voor het laag-bij-de-grondse communisme, verderfelijke kapitalisme en andere Joodse samenzweringen.

3_Halfmaandelijksch Order nr 8-9_24 april 1944_cover 4_Halfmaandelijksch Order_24 april 1944_p 70_eervolle vermelding H Claus

Spreek uw taal zuiver!

In de lente van 1944 drong het ook tot de meest naïeve collaboratiemiddens door dat de krijgskansen van de Duitsers in rook dreigden op te gaan. Terwijl in de straten druk gefluisterd werd over grote verliezen aan oostelijke en westelijke fronten, zwollen de geruchten aan over een op handen zijnde grootscheepse landing van de geallieerden die de oorlog zou beslissen. Toch viel de propagandamachine voor de Nieuwe Orde in Vlaanderen geen seconde stil. In de sfeer van de ‘totale oorlog’ die de Duitse propagandaminister Joseph Goebbels had afgekondigd, leken vastberadenheid, fanatisme en wereldvreemdheid zelfs helemaal de bovenhand te nemen. Tussen de bommenregens en de onheilstijdingen door ging de ‘culturele verheffing’ van de Vlaamse vendeljongens en meisjesscharen in ieder geval ijverig voort. ‘Spreek uw taal zuiver!’ kopte het al genoemde tijdschrift De Blauwvoet uitgerekend in de maand van het bombardement op Kortrijk. Een zekere R.L., vermoedelijk de dichter en ex-Dinaso Roger Lammens,[vii] wilde de jonge Vlamingen reden geven om ‘fier’ te zijn op hun moederspraak. Die was namelijk ‘een der zuiverste vormen van de oude Germaansche talen’ en tevens de taal van ‘het prinselijke, Dietsche volk’ waarin kunstenaars als Hadewijch, Maerlant en Vondel zich hadden uitgedrukt.[viii] Deze voorstelling van een door Vlaanderen en Nederland gedeelde cultuurgeschiedenis weerspiegelt overigens meteen het politieke ideaal van de Dietsche Blauwvoetvendels, namelijk de stichting van een Groot-Nederlandse staat.

Toch was het volgens Lammens niet al goud wat blonk. Vlamingen bedienden zich volgens hem veel te weinig van het beschaafde Nederlands. Tot hun eigen scha en schande, want ze bezorgden de franskiljon zo de gelegenheid om de noordelijke en zuidelijke Nederlanden verder uit elkaar te drijven. Nog altijd kon Vlaanderens volksvijand nummer één hooghartig beweren dat de taal van de Vlamingen een pummelachtig dialect was, een beschaafd volk onwaardig. Op het gebied van taalpromotie rustte dan ook een grote verantwoordelijkheid op de Vlaamse nationaalsocialistische jeugd:

Nu wil ik niet zeggen dat we altijd, ook met onze vrienden beschaafd Nederlandsch moeten praten, want het pittige der streektaal behoort tot den rijkdom in de verscheidenheid van onze Dietsche gewesten! Maar laten we op dienst en in het openbaar, bijvoorbeeld op den trein, steeds Nederlandsch spreken!

Op de dialecten heeft deze volksopvoeder het in De Blauwvoet dus niet gemunt, maar in de publieke ruimte hoort het beschaafde Nederlands te heersen. Hij acht het voorts van het grootste belang om deze standaard voor bezoedeling te behoeden en invloeden uit andere talen tegen elke prijs te weren: ‘[H]et komt er niet alleen op aan uw eigen taal te spreken, ge moet ze ook zuiver spreken!’[ix]

Spreek uw taal zuiver de jonge nationaal socialist

 

Wat de jonge Hugo Claus betreft: die hoefde het blaadje van zijn jeugdbeweging niet eens aandachtig te lezen om doordrongen te raken van een hoge nood aan taalzuiverheid. Het flamingantische milieu waarin de drukkerszoon opgroeide, met zowel aan vaders- als moederskant de nodige schoolmeesters en een grootvader die inspecteur van het West-Vlaamse katholieke onderwijsnet was, had hem het ideaal van een vlekkeloze omgangstaal van jongs af aan goed ingeprent. In Vlaanderen schoon Vlaams! Zeker in de kringen van het VNV hoorde dit schoon Vlaams zo goed mogelijk aan te sluiten bij de norm die beschaafde Nederlanders hanteerden. Toch barstte het in de praktijk doorgaans van de belgicismen, zinswendingen en woorden die in Nederland ongebruikelijk zijn.[x]

Hugo Claus zou in de loop van zijn artistieke carrière almaar meer loskomen van de puristische opvattingen waarmee hij was opgevoed. Toch duurde het nog meer dan vier decennia voordat hij er helemaal paal en perk aan stelde. Dit deed de gewezen vendeljongen in Het verdriet van België (1983), de al genoemde roman waarin hij even vernuftig als schaamteloos met allerlei van het Algemeen Beschaafd Nederlands afwijkende registers en variëteiten speelt. Af en toe duikt dialect op en de vertellerstekst oogt voornamelijk als een sterk Belgisch gekleurd AN, maar in de meeste dialogen, innerlijke monologen en de in het tweede deel van de roman als een koor optredende volksmond woekert iets wat taalkundigen tegenwoordig ‘tussentaal’ noemen. In ieder geval is het een variëteit die de in De Blauwvoet zo geïdealiseerde tegenstelling tussen een zuivere cultuurtaal en de oorspronkelijke volkstalen grondig verstoort en de puristische neigingen van vele flaminganten ontregelt.

Het knappe is dat hiermee de taalpolitieke betekenis van Het verdriet van België nog niet is uitgeput. Door zich aan elk appel tot klaarheid, vlekkeloosheid en eenstemmigheid te onttrekken, slaagt de roman er in om boven zijn particuliere historische inbedding uit te stijgen. Zijn blijvende betekenis schuilt bij nader inzien zelfs vooral in het feit dat Claus vormen van epuratiewoede ook op het spoor komt buiten de luidruchtige kliek van Vlaamse opportunisten, stekeblinde fanatiekelingen en naïeve Hitlerbewonderaars die hij in Het verdriet van België opvoert. De voortwoekerende spraakverwarring in Claus’ meesterwerk thematiseert uiteindelijk een diep in de moderniteit verankerd wantrouwen tegenover de ambivalentie en grilligheid van onze door taal bemiddelde werkelijkheid. Om dit wantrouwen helemaal van zich af te schudden, moest Hugo Claus zelf eerst een hardnekkige schaamte overwinnen.

Lees verder

– Kevin Absillis

 

Noten

[i] José Vanbossele, Kortrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog. De verwoesting van de stad, Deel 3. Kortrijk: Groeninghe, 1988: 79 e.v.

[ii] De Dietsche Blauwvoetvendels hadden tot eind 1943, net als onder meer de Dietsche Meisjesscharen (DMS), deel uitgemaakt van de Nationaal Socialistische Jeugd Vlaanderen (NSJV). Sinds de NSJV na aanhoudende strubbelingen uiteen gevallen was, dreigde ze haar greep op de Dietsche Blauwvoetvendels te verliezen. Zij verzetten zich namelijk steeds luidruchtiger tegen de Groot-Duitse opvattingen die gepromoot werden door de in oktober 1943 opgerichte Vlaamse afdeling van de Hitlerjeugd en vonden dat het VNV haar grote ideaal, de stichting van een Groot-Nederlandse staat, te lafhartig verdedigde. Zie hierover: Bruno De Wever, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe orde. Het VNV 1933-1945. Tielt: Lannoo, 1994: 607-613.

[iii] Anoniem, ‘Wij helpen te Kortrijk’, in: De Blauwvoet, april 1944.

[iv] Anoniem, ‘Eervolle vermelding’, in: Halfmaandelijksch Order, 8-9 (24 april 1944), 70.

[v] Voor dit artikel heb ik gebruik gemaakt van: Hugo Claus, Het verdriet van België. Amsterdam: De Bezige Bij, 1983.

[vi] Ludwig Alene & Guido Van Meir, ‘Humo sprak met Vader Claus’, in: Humo, 12 januari 1978.

[vii] Roger Lammens (1913-1937) publiceerde begin jaren dertig gedichten in het literaire tijdschrift De Tijdstroom en schreef in 1937 de verzen voor ‘Wij zijn bereid’, het door Jef Tinel gecomponeerde Verdinaso-lied dat enkele jaren later werd gebruikt om jonge soldaten te werven voor het Vlaamsch Legioen. Blijkens een uittreksel uit het vonnis (Belgisch Staatsblad, 6 oktober 1945, N. 15842) werd Lammens in 1945 veroordeeld tot vier jaar gevangenis vanwege zijn functie ‘als referent en stamhoofdsheer van het N.S.J.V.’ Zijn naam wordt geregeld geciteerd en in verband gebracht met uiteenlopende functies en taken in de NSJV en de DBV in Jan Vincx, Vlaanderen in uniform 1940-1945. Deel 3. Antwerpen: Etnika, 1981.  Zie ook: Ludo Simons, ‘Dietschland’, in: Revolver, 35:139 (september 1944) [365 voetnoten voor Joris Gerits], 283.

[viii] R.L., ‘Spreek uw taal zuiver!’, in: De Blauwvoet, maart 1944.

[ix] Ter instructie wees R.L. in De Blauwvoet alvast op enkele courante gallicismen en germanismen. Dat ook Duitse leenwoorden zo expliciet onwenselijk waren, onderstreept de Groot-Nederlandse visie die de blauwvoetvendels sinds eind 1943 almaar nadrukkelijker lieten prevaleren op hun genegenheid voor het Duitse broedervolk.

[x] Meestal gaat het om rechtstreeks uit het Frans overgenomen woorden als ‘facteur’ of uit het Frans vertaalde constructies à la ‘ik ben akkoord met’ – de vermaledijde gallicismen dus. Maar ook alternatieven voor woorden die te uitheems klinken, zogenaamde purismen, typeren sterk het Nederlands van vele Vlamingen die zich netjes wensen uit te drukken. De duimspijkers die in België circuleren worden in Nederland bijvoorbeeld zonder voorbehoud met het rechtstreeks aan het Frans ontleende woord punaises aangeduid.

 

Indianenverhaal

Op de nieuwssite Apache verscheen op 17 april 2014 een interview met Kevin Absillis, over Verkavelingsvlaams, Algemeen Nederlands, Bart De Wever, Vlaamse kunstenaars en nog wat. Een fragment:

Samen met Jürgen Jaspers en Sarah Van Hoof stelde Absillis een bundel samen over de tussentaal in Vlaanderen, oftewel het Verkavelingsvlaams. Ze tornden met veel bombarie aan het algemeen Nederlands of de standaardtaal en daarmee riepen ze een vloek over zichzelf af van mensen als Geert van Istendael en Mia Doornaert. In het debat dat volgde konden ze maar weinig steun vinden. Taal ligt in de 21e eeuw in Vlaanderen nog steeds heel erg gevoelig.

[Absillis:] Er bestond veel verwarring over wat wij precies verdedigden: mensen dachten dat we het Standaardnederlands wilden afvoeren en tussentaal introduceren als nieuwe norm. Dat is natuurlijk niet zo. Wij wilden enkel evidente vragen stellen over taal in Vlaanderen. Welk Nederlands mogen we verwachten van mensen met een migratie-achtergrond? Welk niveau moeten studenten hebben na zes jaar middelbaar onderwijs? Het minimum moet zijn dat iedereen op een volwaardige manier aan de democratie kan deelnemen. Mensen moeten de communicatie van de overheid begrijpen, en met die overheid ook in dialoog kunnen gaan. Dat is elementair. Maar moeten we daarnaast van iedereen dezelfde beheersing van AN verwachten? Hoe zinvol is dat?

Is het niet de ambitie van ons onderwijssysteem om iedereen Standaardnederlands te leren?

Ik ben afgestudeerd in een richting waar wij in de laatste twee jaren nog twee uur wiskunde kregen per week. Dat maakt van mij eigenlijk een wiskundige analfabeet. Maar er is helemaal niemand die daar zwaar aan tilt. Als de Vlaamse overheid echt wil dat we met zijn allen Standaardnederlands kunnen schrijven en spreken zoals het sommigen voor ogen staat, dan moeten we de uren Nederlands in het middelbaar minstens verdubbelen. Ten koste waarvan zullen we dat organiseren?

Taal is misschien wel belangrijker dan wiskunde.

Ja, dat vind ik natuurlijk ook. En ik wil ook nog wel eens dromen dat iedereen zich kan uitdrukken in een verzorgde en rijk geschakeerde taal, maar we moeten daar realistisch in zijn. In de praktijk ontbreken daarvoor de tijd, de energie, het geld, en als het er echt op aan komt ook de politieke wil. Terzelfder tijd worden in de publieke ruimte wel allerlei onrealistische verwachtingen openlijk gekoesterd en dat schept problemen. Denk aan nieuwe Belgen: wanneer spreken zij voldoende Nederlands om te worden aanvaard in de samenleving? Bij de VRT is een licht accent vaak zelfs al een probleem. Gevolg: mensen met een migratieachtergrond komen amper in aanmerking om een programma te presenteren. Let wel: dat is niet alleen de verantwoordelijkheid van de VRT. Enquête na enquête wijst uit dat de gemiddelde Vlaming heel weinig tolerant is voor accentvariatie op de openbare omroep. Of neem mensen die op school nooit de kans hebben gehad om de Standaardtaal tot in de puntjes aangeleerd te krijgen. Of mensen die er gewoon het talent niet voor hebben, die bestaan ook. Moeten die mensen daarvoor nog eens extra worden gestraft?

Wil de overheid geen geld investeren in taalonderwijs?

Er is in ieder geval iets vreemds aan de hand met de politieke partijen die taalonderwijs, zeker voor nieuwkomers, belangrijk zeggen te vinden. Het eerste wat opvalt is dat je die politici zelden of nooit Algemeen Nederlands hoort praten, en echt geïnteresseerd in de culturele emancipatie van mensen lijken ze ook al niet. Integreren betekent in de eerste plaats toch, behalve zo weinig mogelijk ‘overlast’ veroorzaken, economisch nuttig zijn. De grap is natuurlijk dat de economische emancipatie van de Vlaming geen enkel verband vertoont met diens beheersing van het AN. Vele opiniemakers vinden toch dat bankiers, bedrijfsleiders, politici en noem maar op schabouwelijk Nederlands praten. Ze spugen taal, zou Hugo Camps schrijven. De paradox is natuurlijk dat het hier over in maatschappelijke termen bijzonder sterk geëmancipeerde mensen gaat. Met andere woorden: wie in Vlaanderen succesvol wil zijn, heeft dat algemeen Nederlands blijkbaar helemaal niet nodig. Dat geldt eigenlijk ook voor de cultuurwereld. Wat heb je aan onze standaardtaal als je vandaag naar het theater gaat? Niet veel. Of probeer Boon, van Ostaijen of Conscience eens te lezen: ook de taal van hun werk wijkt behoorlijk af van het algemeen Nederlands.

Toch werden jullie door een schrijver als Dimitri Verhulst hard aangevallen.

Ja, terwijl zijn boeken geschreven zijn in een soort Verkavelingsvlaams, deels ongetwijfeld bewust, maar deels zeker ook onbewust. Hij windt zich er trouwens openlijk over op dat zijn Noord-Nederlandse redacteur Belgische of dialectische uitdrukkingen uit zijn teksten probeert te halen. Maar, goed, na de publicatie van ons boek viel iederéén ons aan. Men beweerde dat wij kansarme mensen wilden opsluiten in hun getto van slecht Nederlands en afschermen van een geprivilegieerde cultuur. Maar in werkelijkheid hoor je in de privésfeer en in de publieke ruimte almaar minder algemeen Nederlands.

Er bestaat een taboe om tussentaal te bediscussiëren, maar iedereen spreekt het al.

Dat is het schizofrene aan de discussie in Vlaanderen. En nog iets dubbelhartigs aan dit hele debat: de meest progressieve geesten, die in andere discussies zo uitblinken in anti-Vlaams-nationalisme, staan in het taaldebat arm in arm met N-VA’ers en Vlaams Belangers.

Waarom?

De taalstrijd is begonnen met de Vlaamse beweging en stoelt op een minderwaardigheidscomplex. Vlamingen wilden het Nederlands perfect beheersen omdat ze anders bang waren om de karikatuur te worden die het Franstalige establishment graag van hen maakte: boertjes die zich onvolmaakt uitdrukten. Historisch is die strijd begrijpelijk, maar vandaag is die krampachtigheid rond taal in Vlaanderen echt niet meer zinvol.

Wordt niet net die tussentaal door progressieven gezien als een symbool van het nieuwe en sterke Vlaanderen waar zij zich niet in herkennen?

Dat klopt. De haat voor tussentaal van sommige intellectuelen steunt vooral op associaties met de ‘fermettecultuur’ van de zogenaamd ‘zelfgenoegzame’, ‘vadsige’ Vlaming. Niet toevallig is die tussentaal bekend geworden als Verkavelingsvlaams. En vandaag wordt die vadsige, patserige Vlaming al snel geïdentificeerd als de modale N-VA-kiezer. De grap is andermaal dat de N-VA, tenminste officieel, de taal van de gemiddelde Vlaming ook een gedrocht vindt. De Vlaamse beweging kan niet anders dan hierin een mislukking van de taalstrijd zien. De angst voor Vlaming die zich afkeert van het beschaafde Noorden en zich op sluit in zijn ‘provincialisme’, dat is vintage flamingantisme! Een N-VA’er als Geert Bourgeois zal het Standaardnederlands minstens zo hevig verdedigen als de culturele elite. Ook Bart De Wever doet dat trouwens, terwijl die uiteindelijk een soort van verkavelingsmortsels spreekt.
Het was overigens een Vlaams Belanger die naar aanleiding van ons boek vragen heeft gesteld in het Vlaamse parlement over de tussentaal. En alle partijen hebben zijn bezorgdheid over het voortbestaan van het Standaardnederlands netjes beaamd. In de praktijk is AN geen prioriteit, maar als symbool blijft het een kwestie van leven of dood. Ook vele Vlamingen geven in onderzoeken aan het Standaardnederlands belangrijk en waardevol te vinden, terwijl ze het meestal zelf niet kunnen spreken.’

Lees verder op: http://www.apache.be.

Morgen, op initiatief van Behoud de Begeerte, in de Permeke-bibliotheek (Antwerpen):

“Schoon Vlaams is een programma naar aanleiding van het in 2013 gepubliceerde De manke usurpator, de geruchtmakende wetenschappelijke publicatie over tussentaal van Kevin Absillis, Jürgen Jaspers en Sarah Van Hoof (Universiteit Antwerpen). Het boek lokte in de media, het onderwijs en de cultuursector heel wat discussie uit over dialect, Verkavelingsvlaams en Standaardnederlands.

In een man-tot-man-gesprek lichten stem Kevin Absillis en tegenstemGeert van Istendael hun standpunten toe. Tussendoor zijn er videostatements van Ruud HendrickxMonika Van Paemel en Johan Petit. Taalkundige Marc van Oostendorp presenteert, modereert, gidst de avond in goede banen en fungeert als kanonnenvlees mocht er met bloempotten over en weer worden gegooid.”

Alhier, aldaar aan lange lansen, het Standaardnederlands

Geen groter cliché dan zeggen dat Standaardnederlands leren noodzakelijk is voor wie zich wil emanciperen en een job wil vinden. Toch heeft dat cliché niet altijd veel met de realiteit uit te staan. Zoals de notie van het Standaardnederlands even vaak dient om drempels te verhogen als om ze te verlagen. We dreigen dus buitensporige, onredelijke dingen te verwachten van onderwijs en taalvaardigheid, en met een knoert van een tunnelvisie op emancipatie te zitten.

Lees de volledige tekst van dit artikel hier. Bron: Streven 80:9, 784-795.

Fictietaal en taalfixaties

“Dat betekent evenwel niet dat er op Vlaamse fictie geen kritiek te leveren valt. Het genre confronteert de samenleving die het bedient immers opvallend weinig met zijn éígen ‘alteriteit’, en handhaaft nog altijd de fictie van een blank Vlaanderen, bevolkt door vooral middenklassers die alleen maar ‘inheemse’ taalvariëteiten spreken. De blik van fictiemakers kan dus zeker breder, en het kan allerminst kwaad als omroepen zich daarover grondig zouden bezinnen. De breeddenkendheid van dit volk louter afmeten aan de taal in zijn culturele producten is echter een hopeloze onderneming, waarvan het resultaat meer vertelt over de taalpolitieke voorkeuren van wie het eindoordeel uitspreekt, dan over de mentale horizon van dat volk.”

Sarah Van Hoof grasduinde voor rekto:verso door het Vlaamse en Nederlandse fictieaanbod en bereikt opmerkelijke conclusies.

Lees het volledige artikel hier.

Vrijspraaklezing: over de zin en onzin van het Algemeen Nederlands

Vind hier een lezing (Vrijspraaklezing 4 maart, Universiteit Antwerpen) door Jürgen Jaspers over de zin en onzin van het Algemeen Nederlands.

Een voorsmaakje:

Begin september 2012 verscheen het boek De Manke Usurpator. Over Verkavelingsvlaams, geredigeerd door Kevin Absillis, Sarah Van Hoof en ikzelf. Dat boek bundelt een aantal essays die vanuit verschillende perspectieven (niet enkel de taalkunde maar ook, onder meer, de literatuur en de extramurale neerlandistiek) het ‘Verkavelingsvlaams’ bespreken – een term die wel vaker wordt gebruikt om het taalgebruik te benoemen dat noch dialectisch noch standaardtalig maar ‘tussentalig’ is. Om de verschijning van dat boek enige ruchtbaarheid te geven besloten de drie redacteurs zich vooraf te laten interviewen in de krant De Morgen. Niets leek er op dat moment op te wijzen dat ‘ruchtbaarheid’ een forse understatement zou worden voor de stroomstoot die het interview door de publieke ruimte joeg.

Het interview bracht ontzettend veel commotie teweeg. Vooral omdat het volgens velen leek te doen uitschijnen dat de redacteurs van het boek ervoor pleitten om van ‘tussentaal’ de lingua franca op school te maken. Dat pleidooi was uit de lucht gegrepen: het interview trok alleen in twijfel dat het Algemeen Nederlands op school de de enige acceptabele taalvariëteit zou zijn. Maar het gerucht dat enkele taal- en letterkundigen ‘het Standaardnederlands op school wilden afschaffen’ verspreidde zich als snelvuur. Een hele week lang regende het reacties in de serieuze pers, in de meer populaire pers en op de nationale radio. Opiniemakers vulden de kolommen en de zendtijd. Maar ook talloze lezers en luisteraars grepen de kans om zich via lezersbrief, forumbijdrage of telefoontje naar de radio te doen opmerken, zoals ze ook op Facebook en Twitter duchtig met commentaren strooiden. Het interview groeide uit tot een zelfstandig nieuwsitem toen ook verschillende politici, waaronder de Minister van Onderwijs, om hun reactie werd gevraagd. De kers op de taart was dat het op 29 november 2012 aanleiding gaf tot een parlementaire vraag door Eric Arckens (onafhankelijk parlementslid, vroeger Vlaams Belang) aan Vlaams Minister van Cultuur Joke Schauvliege over, ik citeer, “de verdere verloedering van de standaardtaal en de ontoereikendheid van de hiertegen ingezette middelen”.

Terwijl taal- en letterkundigen in de meeste gevallen slechts deemoedig mogen dromen van hoe één van hun publicaties de publieke media in vuur en vlam weet te zetten, was de commotie in dit geval niet slechts een zegen. Collega-taalkundige Marc Van Oostendorp, als Nederlander wellicht een vrij neutraal observator, titelde een column die hij naar aanleiding van de commotie schreef als: ‘Dapper roepen maar niets lezen’, waarin hij aan de kaak stelde dat geen van de massale reacties “er blijk van [gaf] ook maar een blik in het door hen zo verfoeide boek geworpen te hebben” omdat ze daarin zouden merken dat “alle argumenten die [men] nu zo triomfantelijk te berde breng[t] in het boek al worden besproken”. Was dat voor Van Oostendorp tekenend voor het Vlaamse intellectuele klimaat, dan was zelfs zonder dit verwijt duidelijk dat Vlamingen weinig nodig hebben om, in de woorden van Kas Deprez, als ‘soldaten van het Nederlands’ op de barricaden te gaan staan. In elk geval raakte het boek zelf door alle commotie onmiskenbaar op de achtergrond verzeild.

Taal is meer dan vertier

Vandaag in De Standaard Jürgen Jaspers over de taalbijlagen waarop het dagblad zijn lezers vorige week trakteerde:

Taal is meer dan vertier

De taalbijlagen waarmee De Standaardvorige week uitpakte, grossierden in quizjes, anekdotiek, het obligate gemijmer over identiteit en sentimenten van BV’s. Zo dreigt de politieke en sociale impact van taal en taalpolitiek compleet te worden onderschat.

Taal is in onze contreien nog altijd een heikel thema. Schepenen worden aangesteld om het Nederlandstalige karakter van hun gemeente te bewaken. Leerlingen krijgen strafstudie omdat ze Turks of Frans spreken op de speelplaats. Ministers van Onderwijs oordelen dat wie geen rijke kennis van het Standaardnederlands heeft zich vrijwillig buiten de samenleving plaatst. En wetenschappers die suggereren dat tussentaal niet ‘abnormaal’ of ‘achterlijk’ is, worden door schrijvers en opiniemakers van onzindelijkheid beschuldigd. Van dit alles evenwel geen spoor in de taalbijlagen. We zouden haast denken dat taal louter gezellig en ludiek is.

De maatschappelijke uitdagingen waar taal vandaag voor staat, zijn nochtans aanzienlijk. Ze leveren genoeg stof op om de krant tot Kerstmis mee te kunnen vullen. Enkele voorbeelden. Zo weten we dat alle stedelijke overheidsdiensten worstelen met de groeiende meertaligheid. Hoe zullen we de problemen die dat meebrengt aanpakken en efficiënte overheidsdiensten overhouden? Van overheidspersoneel kunnen we moeilijk verlangen dat ze allemaal drie-, vier- of vijftalig zijn. Maar niemand kan in twijfel trekken dat overheidsdiensten in principe ten dienste staan van het volk dat hen financiert, en dat andere talen dan het Nederlands of het Frans op de één of andere manier aan bod zullen moeten komen. Het is niet oneerbaar om te wijzen op de kwetsbaarheid van het Nederlands in een globaliserende wereld, maar jammeren alleen zet weinig zoden aan de dijk. Bovendien zou het heel wrang zijn om dezelfde toestanden te creëren als diegene waartegen Vlamingen het iets meer dan een eeuw geleden gerechtvaardigd vonden om te protesteren (ter herinnering: ze mochten hun eigen taal niet gebruiken en begrepen geen snars van administratieve of gerechtelijke communicatie).

Een ander voorbeeld. In Antwerpen alleen al heeft meer dan de helft van de kinderen die vandaag geboren wordt een andere thuistaal dan het Nederlands. Dat zal een stevige impact hebben op het onderwijs. Hoe zullen we erop toezien dat al die leerlingen schooltaal en andere specifieke taalregisters verwerven? We weten al enige tijd dat het huidige, strak op het Nederlands gerichte beleid, weinig succesvol is geweest – dat is een understatement als we de slaagcijfers van anderstalige leerlingen bekijken. Die leerlingen presteren onder meer slecht omdat ze leerstof moeten verwerven in een taal die ze nog niet of onvoldoende beheersen. Tegelijk kunnen we van leerkrachten niet verlangen dat ze onderwijs in vijftien verschillende talen aanbieden. Hoe gaan we dat organiseren? Taalwetenschappers hebben daar wel wat over te zeggen, en het zou interessant zijn om daar in de krant iets over te lezen. Misschien halen politici er inspiratie uit.

The English of Van Rompuy

Er zijn nog andere taalpolitieke problemen. Hoe moeten we omgaan met het feit dat werkzoekenden die Nederlands spreken met een anderstalig accent een job geweigerd wordt ‘omdat de klant daar niet van houdt’? Vlamingen blijken het in algemeen erg moeilijk te hebben met accenten. Nog niet zo lang geleden kreeg de VRT-taaladviseur, Ruud Hendrickx, forse kritiek toen hij opperde om hier en daar regionale accenten toe te laten in VRT-programma’s, zoals op de BBC zelfs in het nieuws intussen de gewoonte is. ‘Misdadig’ werden die plannen genoemd, en ook in het Vlaams Parlement hing de verontwaardiging in de lucht. De vraag is hoeveel luxe we ons denken te kunnen permitteren: willen we meer mensen aan het werk, of mooie accenten? Gelukkig werd het Engels accent van EU-president Herman Van Rompuy niet aan esthetisch onderzoek onderworpen.

En voor wie er nog niet van overtuigd is dat de taalbijlagen een kans laten liggen om in te gaan op wat er écht toe doet: op bijna alle Vlaamse scholen spreken leerlingen en leerkrachten ‘tussentaal’, terwijl ze Nederlands schrijven (of dat proberen). Onze beleidsmakers hebben dat in hun taalnota’s tot hier toe straal genegeerd, terwijl iemand als Mia Doornaert (DS 22 november) geen kans onbenut laat om dat taalgebruik voor te stellen als een provinciaal patois van cultuurloze prutsers – je vraagt je soms af waarom taalnormen nastreven zoveel onbeleefdheid met zich moet meebrengen.

Toch ziet het er niet naar uit dat tussentaal op school zal verdwijnen. We kunnen natuurlijk onze kop in het zand laten zitten. Dromen over een ideale taalwereld is evenmin verboden. Maar ooit zullen we toch eens uitgebreid moeten debatteren over welke taalnormen we willen, waarom en wanneer. Ooit zullen we rekening moeten houden met wat in concrete omstandigheden haalbaar en redelijk is, al onze liefde voor een gedroomd Algemeen Nederlands ten spijt. Dat levert wellicht ongemakkelijke berichten op, maar ze zullen alleszins stof opleveren die aanzet tot denken in plaats van vertier.

And the Goatie Saver goes to…

MIA DOORNAERT!

(applaus)

Mia Doornaert:

Dank u, dank u…

(applaus)

Dank u.

Om bescheiden van wal te steken: ik kon eerlijk gezegd evenmin drie verschillen aanwijzen (zie eerder bericht, nvdmu). Wat mijn collega Permentier heeft bezield om schaamteloos te jatten, beats me. Ik kan dus alleen maar vermoeden dat de Goatie Saver mij toekomt vanwege mijn belangwekkende opiniestuk in De Standaard van vandaag. Ik waardeer de geste van de Manke Usurpator. Ze is dapper en terecht. Want, draai of keer hoe je wil, het is in tijden van algehele verboersing niet eenvoudig beschaafd te blijven. Dat mijn inspanningen niet ongezien blijven, dat is me een riem onder het hart, euh, een hart onder mijn riem,  euh, een ceintuur in mijn pantalon. Enfin, naar de essentie:

De opmars van het Verkavelingstaaltje moet stoppen. Dat is geen kwestie van secundair belang. Het gevaar van Mohammed verbleekt bij het onheil dat wordt aangericht door de halfbakken profeten van het koeterwaals. De grammaticale gruwel van ‘groter als’ is een symptoom van het diepste verval dat het Avondland ooit bedreigd heeft. Het kondigt zich voorts aan middels de verpietering van omgangsvormen en de wild om zich heen grijpende smakeloosheid op het vlak van mode. Grote denkers gingen mij voor in deze analyse. Al in 1951 wist Hendrik De Man dat de neergang der cultuur onherroepelijk was ingezet:

Ruwe manieren werden tot slechte manieren, het dialect veranderde geleidelijk in een soort van slang, de stemmen werden luider en schriller, stuitende straatdeunen verdrongen de eenvoudige volksliederen. Kleren en hoeden van een smakeloze chic vervingen de minder opvallende maar degelijke boerenkleding. Schuine moppen en uitdagende obsceniteit golden als blijk van geëmancipeerdheid van ouderwetse voordelen.

Ik ben de manke usurpator hoogst erkentelijk voor deze huldeblijk. De goatie saver krijgt een ereplek in mijn boudoir. Ik zal het toestel vanavond meteen uittesten voor mijn optreden in Reyers Laat. Dank u en houd op het goede werk!